Wandeling door het alledaagse – over ‘Willemijn kijkt' in Pictura Dordrecht

Minuscule cirkels, kleurrijke wandtapijten, keramische beukennootjes: een geleidelijke, natuurlijke overgang. Die rust voelt Manon van Beek zodra ze de groepstentoonstelling Willemijn Kijkt, verwonderingen over het alledaagse van Esther Willemijn van Zoelen, Renée Bus, Lucia Koevoets en Ellen Yiu bij Pictura in Dordrecht bezoekt.

De tentoonstelling ontvouwt zich als een geleidelijke overgang. Niet van kamer naar kamer, maar van object naar observatie en van verzameling naar relatie. Al bij binnenkomst verandert de verhouding tussen bezoeker en kunstwerk – het werk dringt zich niet op, het is uitnodigend, doch niet verklarend. Wat volgt is geen openingswerk dat direct overweldigt, maar een zaal dat zich als een landschap opent waarin alles gelijkwaardig lijkt: keramiek, textiel, drukwerk en video. De kunstwerken liggen laag, staan direct op de vloer of op eenvoudige grijze blokken. Ik moet me bukken om te kijken, ik verlaag mijn tempo en mijn blik verschuift van ooghoogte naar voetzool.

 

De eerste zaal toont voornamelijk werk van Esther: minuscule objecten waar ik in eerst instantie geen grip op kan krijgen door de hoeveelheid. Een deel van deze objecten wordt vergezeld door een videowerk waardoor mijn blik, ondanks de hoeveelheid, toch hiernaartoe wordt getrokken. Het werk La Dôle (2025) wordt gepresenteerd op een grijs blok met een witte, papieren cirkel waarop de kleine werken zich bevinden. Wanneer ik me buk, blijken het foto’s te zijn van de blauwe lucht, de natuur en de alledaagse omgeving. In de video worden dezelfde werken door een hand opgepakt en herschikt. Wat eerst een verstilling leek, blijkt onderdeel te zijn van een voortdurend proces: schikken, herschikken, opnieuw ordenen. Het werk lijkt daarmee iets bloot te leggen over het kijken an sich – het is geen momentopname, maar een handeling. Op de andere grijze blokken liggen nog meer kleine objecten, gemaakt met druktechnieken. Elk werk afzonderlijk is bescheiden maar samen vormen ze een ritme door hun thematische wortels: natuur, omgeving en sporen.

 

Als ik de volgende ruimte binnenstap, verandert de sfeer: de wanden zijn hoger en het wordt lichter door de ramen in het plafond. De schaal van de werken lijkt mee te groeien. Er staat een houten vlonder midden in de ruimte waarop tactiele werken zijn gepresenteerd. Hoewel de geometrische vormen een zekere hardheid uitstralen, worden ze door het gebruik van textiel als zacht ervaren. Later kom ik erachter dat deze manier van presenteren als archivering dient. De objecten worden door de kunstenaar, Lucia Koevoets, gebruikt tijdens haar performances. Het werk Site (2025) is een verzameling van alledaagse objecten: klosjes wol, naald, draad, bladeren, papier en steen.

 

Waar sommige werken veel vragen oproepen en niet direct herkenbaar zijn, is over andere geen twijfel mogelijk. Bijvoorbeeld het werk The timeless play and dance amongst the green, the root and the soil (2023) van Renee Bus, dat bestaat uit negen keramische objecten, zes beukennoten, een boomstam, een bijl, en een onderbeen steunend op een boomwortel. Door de uitvergroting van de beukennoten zijn het geen fragiele vondsten meer; ze hebben letterlijk gewicht gekregen. Hun aanwezigheid is stellig, alsof ze opnieuw wortel hebben geschoten in de vloer.

 

Ook in de laatste ruimte zet de ordening zich voort. Op een lage rij houten balken – een grens in de ruimte – liggen foto’s van water verbonden door flinterdunne draden. Het werk, Het meer van Genève (2025) van Esther, toont het meer niet als uitzicht, maar als een schakel tussen herinneringen en associaties. De beelden, zorgvuldig geknipt en verbonden, vormen de visuele ketting. In dezelfde ruimte hangt een groot kleed, dusdanig dat ik erachter kan kijken. Dan openbaart zich het feit dat het een draagbaar quilt is – een functioneel kunstwerk – Kimono Quilt (2021) van Ellen Yiu.

 

De tentoonstelling is bedachtzaam. Ik kan kijken, zoals de titel suggereert, maar er wordt geen perspectief afgedwongen. De kracht zit in de subtiliteit; de bezoeker moet meebewegen. Elk werk is een voorstel tot nabijheid - het gaat niet om de dingen zélf, maar om hoe ze naast elkaar liggen, verplaatst worden en herinnerd worden. En daarmee ook om hoe wij ons tussen die dingen bewegen. Eenmaal buiten op straat ben ik weer onderdeel van het alledaagse.

Volgende
Volgende

(On)verzonden brieven – residencyproject BIJ/NA 2025 in de StadsGalerij